Docentenpagina

Binnenkort komt de theatervoorstelling Alles Wat Theater Is van Theater Sonnevanck en Theater Oostpool naar jouw school. Op deze pagina vind je de educatie die je in de klas kunt geven. Met het voorgesprek gaan de leerlingen in gesprek over wat theater en identiteit is. Met het nagesprek reflecteren de leerlingen op wat ze hebben ervaren in de voorstelling en in de vervolgopdrachten onderzoeken ze hun eigen identiteit.

Wij horen graag jouw mening over de educatie en voorstelling. Je kunt via deze link het evaluatieformulier invullen.

Wij wensen jou en je klas veel plezier bij Alles Wat Theater Is!

Informatie

Voorbereiding: Voorgesprek
Duur: 15 minuten

Bereid je leerlingen voor op de voorstelling door met ze in gesprek te gaan over theater. Wanneer de leerlingen vooraf gepraat hebben over theater en de thematiek van de voorstelling, zijn ze meer betrokken bij de voorstelling.

Bespreek onderstaande vragen met de leerlingen:

  • Heb je weleens een theatervoorstelling gezien?
  • Wat is theater?
  • Wat doet een acteur?
  • Wat is identiteit?
  • Neem jij ook weleens een andere identiteit aan?

Na de voorstelling: Nagesprek

Duur: 15 minuten

Je hebt met je klas de voorstelling Alles Wat Theater Is gezien. Na het zien van de voorstelling is het goed om met je leerlingen te reflecteren op hun ervaring. Op deze manier verbinden je leerlingen wat ze ervaren hebben in de voorstelling aan hun eigen persoonlijke leven en dat van hun klasgenoten.

De voorstelling omarmt het ‘anders zijn’. Het kan zijn dat dit veel vragen of misschien zelfs weerstand bij leerlingen oproept.

Benadruk dat iedereen andere dingen heeft gezien en dat het juist interessant is om de verschillende ervaringen te onderzoeken. Vermijd vragen die gaan over ‘goed’ of ‘fout’ (“Welke acteur vond je het beste?”, “Wat vond je het stomste aan de voorstelling?”). Vraag naar waar zij de voorstelling over vinden gaan, wat ze heeft geraakt en onderzoek met elkaar de verschillen.

Bespreek onderstaande vragen met de leerlingen:

  • Waar ging de voorstelling volgens jou over?
  • Wat heeft je het meest geraakt?
  • Wat is je het meest bijgebleven?
  • Met welk personage voelde jij je het meest verbonden? En hoe kwam dat?
  • Herken je iets uit de voorstelling in je eigen leven?

Naar aanleiding van de laatste vraag, start je een vervolggesprek over identiteit. Gebruik hiervoor onderstaande vragen:

  • Wat is identiteit?
  • Heb je het idee dat anderen jou zien zoals jij jezelf ziet?
  • Welke aspecten aan jouw identiteit vind je belangrijk?
  • Kan je identiteit veranderen?
  • Is die van jou weleens veranderd?

Na de voorstelling: Identiteit-opdracht

Wij raden je aan om na de voorstelling en het nagesprek een verdiepingsopdracht te doen met je leerlingen. Hierdoor gaan ze actief aan de slag met de thematieken uit de voorstelling en maken ze een persoonlijke verbinding. Wil je nog meer verdieping? Doe dan ook de volgende opdracht, de ‘foto-opdracht’.

In deze opdracht gaan je leerlingen hun eigen identiteit onderzoeken.

Duur: 30 minuten

  1. Laat je leerlingen op een papier het woord ‘identiteit’ schrijven en daaromheen woorden die zij vinden passen bij ‘identiteit’. Uit welke aspecten bestaat een mens eigenlijk? Denk bijvoorbeeld aan: geboortestad, gender, huidskleur, hobby, dromen. Geef ze drie minuten de tijd.
  1. Laat je leerlingen een rangorde maken van de woorden die ze hebben opgeschreven. Laat ze nadenken over welke woorden zij het belangrijkst vinden binnen een identiteit van een mens. De leerlingen schrijven een top vijf op. Bijvoorbeeld: 1 geloof, 2 familie, 3 sport, 4 roots, 5 taal… Geef ze drie minuten de tijd.
  2. Laat enkele leerlingen hun top 5 oplezen. Bespreek de vorige opdracht na.
  • Zijn er grote verschillen of overeenkomsten?
  • Heb je woorden gehoord die je wilt toevoegen aan jouw rangorde?
  1. Laat je leerlingen eenpersoonlijkerangorde maken. Laat ze nadenken over welke woorden zij het belangrijkst vinden binnen hun eigen identiteit. De leerlingen schrijven een top 5 op. Bijvoorbeeld: 1 vrouw, 2 voetbal, 3 mijn moeder, 4 profvoetballer worden, 5 Moslim. Geef ze drie minuten de tijd.

Stimuleer de leerlingen om creatief te denken. Laat ze ook nadenken over welke dromen, angsten, wensen, liefdes, gedachten en gevoelens ze hebben. Ook deze kunnen onderdeel zijn van je identiteit. Laat ze het zo kort mogelijk vatten, het liefst in één woord.

  1. Laat enkele leerlingen hun top 5 oplezen. Bespreek de vorige opdracht na.
  • Heb je het idee dat anderen jou zien zoals jij jezelf ziet (je top 5)?
  • Werd je verrast door een woord van iemand? Wil diegene dit woord toelichten?

Na de voorstelling: Foto-opdracht – deel 1

  • Dit is een vervolgopdracht op de ‘identiteit-opdracht’. Deze kun je doen met je leerlingen als extra opdracht om nog verder te verdiepen. Je vindt hieronder een huiswerkopdracht die je direct na de ‘identiteit-opdracht’ meegeeft. Plan een volgende les in waarin je deel 2 van deze opdracht doet.

Geef je leerlingen de opdracht om komende week thuis van elk van de vijf woorden in hun persoonlijke top 5 een foto te maken. De foto’s zijn een associatieve en beeldende verwijzing naar het woord. Laat ze vrij in hoe ze dit invullen en laat ze hun creativiteit gebruiken.

Geef ze mee dat ze bijvoorbeeld zichzelf of een deel van zichzelf kunnen fotograferen, een landschap, een familielid of een voorwerp uit hun huis. De foto moet iets zeggen over het woord, maar het hoeft niet letterlijk het woord te zijn. Bijvoorbeeld: een student gaat een foto maken bij het woord ‘Marokkaans’, dan kan die bijvoorbeeld een foto maken van diens ouder die Marokkaans kookt, of van een voorwerp waaraandie aan Marokko denkt.

Na de voorstelling: Foto-opdracht – deel 2

Deze opdracht geef je enkele dagen tot een week nadat je de opdracht hebt meegeven om thuis foto’s te maken. Laat je leerlingen de foto’s naar jou mailen en print alvorens de les alle foto’s paginabreed op a4-formaat uit.

Duur: 30 minuten

  1. Verdeel de klas in groepjes van vier. Geef elke leerling diens geprinte foto’s. Laat één leerling van elk groepje diens foto’s op tafel voor de andere groepsgenoten leggen.
  2. Laat de andere drie leerlingen de foto’s bekijken. Laat ze op iedere foto een post-it plakken met daarop een woord. De leerling van wie de foto’s zijn mag niks zeggen.

Geef je leerlingen mee dat ze niet perse hoeven te zoeken naar het juiste woord – het woord wat die leerling zelf in de vorige opdracht heeft opgeschreven – maar goed te kijken naar wat ze zelf zien en welk woord er dan opkomt. Er is geen goed of fout en het is juist interessant als elk van de drie iets anders heeft opgeschreven.

  1. Laat je leerlingen met elkaar napraten over de woorden en beargumenteren waarom ze die woorden hebben gekozen.
  2. Laat nu een andere leerling van elk groepje de foto’s neerleggen op tafel en herhaal de opdracht (stap 2 en 3). Doe dit ook voor de laatste twee leerlingen.
  3. Bespreek de opdracht klassikaal. Vraag je leerlingen om in één zin een slotvraag te beantwoorden. Stel onderstaande vraag en laat ze het antwoord op een papier schrijven. Bespreek daarna met elkaar de antwoorden.

De slotvraag is: Wanneer ben jij het meest jezelf?

Achtergrondinformatie

Wil je meer weten over de voorstelling, over de makers en de acteurs? Wil je weten hoe de acteurs het vinden om te spelen in de voorstelling? Ben je benieuwd waarom de makers de voorstelling hebben gemaakt? Maak je een CKV-verslag en ben je opzoek naar informatie?

> Je vindt alle achtergrondinformatie over de voorstelling via deze link.

Evaluatieformulier

Wij horen graag jouw mening over de educatie en voorstelling. Je kunt via deze link het evaluatieformulier invullen.

Nieuwsbrief

Meld je aan en ontvang het laatste nieuws over Sonnevanck!
We versturen de nieuwsbrief ca. 10 keer per jaar.